Onderdeel van het examenprogramma havo en vwo is Domein E Literatuur. Dit domein wordt over het algemeen afgesloten met het mondeling literatuur in het examenjaar. Daarnaast kunnen scholen ervoor kiezen een of meer subdomeinen (ook) in de voor-examenjaren te toetsen.
Examenprogramma Domein E Literatuur
Het wettelijk kader voor het mondeling literatuur is het Examenprogramma havo Nederlands. Hierin staat bij domein E (Literatuur) het volgende beschreven:
1. Literaire ontwikkeling
Je kunt beargumenteerd verslag uitbrengen van je ervaringen met een aantal literaire werken.
2. Literaire begrippen
Je kunt literaire tekstsoorten herkennen en onderscheiden en literaire begrippen hanteren in de interpretatie van literaire werken.
3. Literatuurgeschiedenis
Je kunt een overzicht geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis en de gelezen werken plaatsen in historisch perspectief.
Opties voor toetsing domein E1 Literaire ontwikkeling
Literaire ontwikkeling wordt over het algemeen getoetst in het mondeling literatuur in het examenjaar. Daarnaast zijn er ook andere opties, in samenhang met andere domeinen. Bijvoorbeeld:
- het schrijven van een leesautobiografie (zelfstandig, of in een toetssetting als geleide schrijfopdracht)
- het geven van een presentatie (formatief of summatief)
- het maken van een poster over de eigen literaire ontwikkeling (formatief of summatief)
- het maken van een literatuurdossier, met daarin de eigen leesreflectie op de gelezen werken.
Rubrics domein E1 Literaire ontwikkeling
In het mondeling literatuur zou een volgende rubrics gebruikt kunnen worden voor het scoren van de Literaire ontwikkeling.
Zeer zwak | Zwak | Matig | Goed | Uitstekend |
O Je kunt niet uit het hoofd een werk van je lijst noemen. O Je kunt je eigen literaire ontwikkeling niet omschrijven. O Je onderbouwt je literaire voorkeuren niet met argumenten of voorbeelden. | O Het lukt je één werk van je literatuurlijst uit het hoofd te noemen. O In algemeenheden zeg je iets over je eigen literaire ontwikkeling. O Je geeft slechts een argument of voorbeeld van je literaire voorkeuren. | O Je kunt enkele werken van je literatuurlijst opnoemen. O Je gebruikt deze werken als voorbeeld bij het schetsen van je eigen literaire ontwikkeling. O Je onderbouwt je literaire voorkeuren met maximaal twee argumenten of voorbeelden. | O Je kent je literatuurlijst uit het hoofd (auteur, titel, decennium) O Je schetst je eigen literaire ontwikkeling aan de hand van de literatuurlijst. O je onderbouwt je literaire voorkeuren met drie verschillende typen argumenten of voorbeelden(emotief, realistisch, moreel, cognitief). | O Je kent je literatuurlijst uit het hoofd (auteur, titel, jaartal). O Je kunt vlot je eigen literaire ontwikkeling schetsen van kind tot aan nu, aan de hand van je literatuurlijst. O Je onderbouwt je literaire voorkeuren met emotieve, realistische, morele, en cognitieve argumenten en voorbeelden. |
0 pt | 0,5 pt | 1,0 pt | 1,5 pt | 2,0 pt |
Typen vragen Domein E1 literaire ontwikkeling
In de eerste +/- 5 minuten van het mondeling staat de literaire ontwikkeling centraal. Hierin laat de leerling zien zelf beargumenteerd verslag uit te kunnen brengen van de eigen ervaringen met de acht literaire werken op de literatuurlijst. Hierbij kunnen de volgende vragen gesteld worden:
Openingsvraag
- Met welk werk zou je graag willen beginnen vandaag? En waarom?
- Zou je dit boek aanraden aan andere leerlingen in 5H? Waarom?
Doorvragen
- Kun je hierbij ook een emotief argument geven?
- Kun je hierbij ook een realistisch argument geven?
- Kun je hierbij ook een moreel argument geven?
- Kun je hierbij ook een cognitief argument geven?
- Kun je je deze leeservaring vergelijken met die van een van de andere werken op je lijst?
Literaire ontwikkeling algemeen
- Hoe zou je jouw eigen literaire ontwikkeling omschrijven?
- Hoe zou je jouw eigen literaire smaak omschrijven?
- Omschrijf eens (kort) je eigen literaire ontwikkeling tot nu toe? Welke fases zie je daarin?
Literaire ontwikkeling specifiek
- Welk werk van je lijst heeft je vermaakt?
- Welk werk van je lijst heeft jouw geest geslepen?
- Welk werk van je lijst liet je genieten van een bepaalde stijl van formuleren?
- Welk werk van je lijst sloot inhoudelijk goed aan bij jouw kennis en interesses, bijvoorbeeld van andere vakken?
Betrokkenheid
- Welke werk voelt voor jou het meest ‘nabij’? Kun je beargumenteren waarom?
- Met welk hoofdpersoon leefde je erg mee? Welke emoties voelde die persoon?
- Welk werk heeft jouw mening over iets in de wereld beïnvloed?
Opties voor toetsing domein E2 Literaire begrippen
Literaire ontwikkeling wordt over het algemeen getoetst in het mondeling literatuur in het examenjaar. Daarnaast zijn er ook andere opties, in samenhang met andere domeinen. Bijvoorbeeld:
- een of meer theorietoetsen over kennis van literaire begrippen
- een toepassingstoets waarin literaire begrippen toegepast moeten worden op proza- en/of poëziefragmenten
- een schrijftoets waarin een proza-, poëzie- of dramafragment geanalyseerd moet worden
- een schrijftoets waarin leerlingen zelf proza, poëzie of drama moeten schrijven, met een beperkt aantal kenmerken
- het maken van een literatuurdossier, met een literaire analyse van de gelezen werken
Rubrics voor toetsing domein E2 Literaire begrippen
Zeer zwak | Zwak | Matig | Goed | Uitstekend |
O Je bent niet in staat hoofdgenres te noemen en benoemen.O Je bent niet in staat literaire begrippen te gebruiken in het beschrijven en analyseren van de werken op je lijst.O Je geeft geen eigen interpretatie van een of meer werken. | O Je kent twee van de hoofdgenres en kunt een of beide aanwijzen op je lijst.O Je begrijpt niet alle vragen, door gebrek aan kennis van de literaire begrippen, maar gebruikt zelf wel literaire begrippen in je antwoorden. O Je probeert een eigen interpretatie van een van de werken te geven, maar slaat de plank mis. | O Je kent drie van de hoofdgenres en kunt die aanwijzen op je lijst. O Sommige literaire begrippen begrijp je niet of gebruik je verkeerd. Andere begrippen beheers je duidelijk wel. O Je geeft een interpretatie van een van de werken, maar onderbouwt deze onvoldoende. | O Je kent alle hoofdgenres en kunt die aanwijzen op je lijst.O Je beheerst de literaire begrippen passief en actief en gebruikt deze correct in het omschrijven van jouw leslijst. O Je kunt een van de werken op je lijst verschillende niveaus onderbouwd interpreteren. | O Je kent alle hoofdgenres en kunt deze én mengvormen aanwijzen op je lijst. O Je gebruikt uit jezelf een breed palet aan literaire begrippen in de bespreking van de werken op je lijst. O Je kunt meerdere werken op verschillende niveaus interpreteren en voorziet je interpretatie van grondige onderbouwing. |
0 pt | 1,0 pt | 2,0 pt | 3,0 pt | 4,0 pt |
Typen vragen Domein E2 literaire ontwikkeling
In de tweede +/- 5 minuten van je mondeling staat jouw kennis van literaire begrippen centraal en de mate waarin je in staat bent deze begrippen te hanteren in de interpretatie van de literaire werken op jouw literatuurlijst. Hierbij kun je een of meer van de volgende vragen verwachten:
Tekstsoorten en hoofdgenres
- Tot welke tekstsoort behoort werk […]?
- Tot welk hoofdgenre behoort werk […]?
- Welke verschillende tekstsoorten heb je op je lijst staan?
- Heb je een voorbeeld van dramatiek / lyriek / epiek / didactiek op je lijst staan?
- Werk […] heeft kenmerken van twee verschillende tekstsoorten. Welke twee tekstsoorten?
Literaire kenmerken
- Wat vind jij de belangrijkste van de vijf kenmerken van literatuur?
- Wat vind je het minst literaire werk op je lijst?
- Waarom vind jij […] een literair werk?
- Heb je een voorbeeld van een literaire stijl in een van je werken?
- Heb je een voorbeeld van literaire procedés in een van je werken?
- Heb je een voorbeeld van literaire personages in een van je werken?
Vertelstructuur
- Welke vertelstructuur is van toepassing op werk […]?
- Welk van jouw werken heeft een ab ovo-vertelstructuur?
- Welk van jouw werken heeft een in medias res-vertelstructuur?
- Welk van jouw werken heeft een post rem-vertelstructuur?
- Is er sprake van een open einde bij werk […]?
- Uit welke verhaallijnen bestaat werk […]?
- Welk verband is er tussen verhaallaag […] en verhaallaag […] in boek […]?
- Op welke volgorde heeft de handeling in werk […] zich voltrokken?
Perspectieven
- Wat is het vertelperspectief in werk […]? Welk effect heeft dat?
- Welk verband is er tussen perspectief […] en perspectief […] in boek […]?
Spanning
- Hoe kan een auteur spanning creëren? Kun je daar een voorbeeld van geven?
- In welk werk is er sprake van open plekken? Kun je daar een voorbeeld van geven?
Thema’s en motieven
- Wat is de titelverklaring van […]?
- Welk van de werken op jouw lijst appelleert aan het thema (liefde / dood / vriendschap / rechtvaardigheid / verantwoordelijkheid)?
- Welk expliciete motief vind je in werk […]?
- Welke betekenis kunnen we toekennen aan het concrete motief […] in werk […]?
Interpretatie
- In werk […] staat niet alles expliciet in het boek. Een deel van het verhaal komt tot stand doordat je zelf verbanden legt tussen gebeurtenissen en handelingen. Kun je daar een voorbeeld van geven?
- Je hebt het nu over de concrete betekenislaag van dit verhaal. Is er ook sprake van een diepere betekenislaag? Kun je dat uitleggen?
- Kun je een causaal verband leggen tussen deze gebeurtenis in het boek en de rest van het verhaal?
- Welk expliciet doel van dit personage merk je op?
- Welk impliciet doel heeft dit personage?
- Wat is een belangrijke kwestie in dit werk?
Poëtische kenmerken
- Welke metafoor uit jouw leeslijst is je bijgebleven?
- Is er sprake van rijm in jouw poëtische / lyrische / dramatische werk?
- Wat is jouw favoriete stijlfiguur? Kun je daar een voorbeeld van geven?
Meer weten?
Wil je graag de hele rubrics ontvangen, en de hierbij ontworpen handreiking voor leerlingen? Mail dan even naar willemijn@komvoor.nl, dan stuur ik je het complete materiaal op.